top of page

Ode aan Wolfie

Bijgewerkt op: 5 jan. 2022


Verbijstering over de dood van een bekend persoon was me, naast Luc De Vos, ongekend. Tot ik donderdagavond 23 december 2021 een nieuwsbericht op mijn gsm las waar het stond: Bernard Dewulf is niet meer. “Wat een gemis”, treurde ik.


In 2013 zag ik Bernard Dewulf in levende lijve op het podium. Ik zie hem nog zo voor mij staan. Ik was oprecht gecharmeerd en hij is me altijd bijgebleven. Zijn warme stem, zijn woorden die je doen beleven en bovenal – zoals iedereen hem typeert – ‘de man die zo graag zag’. Na die lezing van zijn boek ‘Kleine dagen’ in hetpaleis heb ik het boek ook meteen gekocht. Een aantal jaren later werd ik abonnee van De Standaard en het eerste wat ik deed als de weekendkrant toekwam was de column van Wolfie lezen. ‘Wolfie’, zo werd hij genoemd door zijn vrienden.


Afgelopen weekend las ik vele berichten over de leegte die Dewulf heeft achtergelaten. Hij wordt gemist, zoveel is duidelijk en hoe kan het ook anders. De Standaard bracht een dubbelartikel over Dewulf uit op vrijdag, de dag na zijn dood. Het artikel van Marc Reynebeau sprak me aan, zijn titel ‘Hoe de keukentafel in taal uitgroeit tot existentieel slagveld’ geeft de verbeelding weer die Dewulf vertolkte. Reynebeau eindigde met: “Zo werkt het bij Dewulf: in taal helderheid creëren over hoe we in onze tijd en in onze wereld staan, de lezer confronteren met filosofische complexiteit. Dat doet hij in het nauwgezette formuleren, vanuit de observatie (dat zintuiglijke kijken van hem) van een kleine, menselijke, herkenbare setting waarin niets nog vanzelfsprekend is, zelfs de keukentafel niet. Dat moeten zijn lezers voortaan weer in hun eentje doen. Nu mag dit stukje toch even in onvoltooid tegenwoordige tijd blijven staan.”

Voor mij slaat Reynebeau hiermee de nagel op de kop. Het is een fijn gevoel dat hij schrijft alsof Dewulf er nog is, want zijn afwezigheid zorgt voor verwarring. Hij is er niet meer om dat moois te schrijven over wat hij zag en beleefde, en om dat met ons te delen. We zullen zelf een stukje Wolfie dat hij ons heeft nagelaten in ons hart moeten dragen en uitdragen.


Zeer toepasselijk staat naast de twee artikelen in De Standaard ook een column van Dewulf: Bang. “En zo zittend op de bank in de koude donkere nacht, onder de dekens, rijst nu stilaan zowat elke nacht de vraag: waarvandaan is met de jaren de angst gekomen, gewassen, gegroeid in de Grote Beer, die ooit soeverein al voorlezend elke avond de kleine angsten uit haar, de Kleine Beer, zijn dochter, weg las?”


Zelf zou ik niet een gedicht of column van hem kunnen kiezen, want ik vind ze elk apart bijzonder, omdat ze gaan over het alledaagse. Het leven in zijn eenvoudigste vorm beschreven en toch zet het je aan tot denken, bijzonder dus.


“Ik schrik er niet van. Ik herken mijn andere stemmetje meteen. Het is oud en hoog. Ik heb het haast twintig jaar niet meer gehoord of gebruikt. Sinds ik avond na avond voorlas voor de kleine dochter uit een geliefd boek, Welterusten Kleine Beer. Magische momenten waren het.”


Misschien lees ik binnenkort mijn kinderen voor uit het boek en denk ik aan Wolfie, en hoe hij de magie beleefde toen hij eruit voorlas.





24 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page